Deel op:

Specialist ouderengeneeskunde: ‘dit is de dementiezorg van de toekomst’

Als specialist ouderengeneeskunde heb ik altijd al de behoefte gehad te innoveren en mee te denken over hoe de ouderenzorg er in de toekomst uit zou moeten zien. De gespecialiseerde, kleinschalige dementiezorg van Dagelijks Leven ís die zorg van de toekomst. Samen, met iedereen in onze organisatie, zorgen we ervoor dat onze zorg elke dag een beetje beter is dan gisteren.

“Dit is het”, wist ik, toen ik als jonge arts mijn coschappen sociale geneeskunde in de ouderenzorg liep, bij verpleeghuis de Amstelhof in hartje Amsterdam. Ik was tijdens mijn studie best wel zoekende naar wat voor soort dokter ik zou worden. Een huisarts, met een eigen praktijk? Was radiotherapie misschien iets voor mij? Maar door mijn coschappen wist ik dat het, zoals het toen nog genoemd werd, verpleeghuiszorg moest worden. In de Amstelhof had ik echt tijd voor de mensen, kon ik contact met ze maken. Bovendien is ouderengeneeskunde een relatief jong vak, ook al heb je met oudere mensen te maken.

De fijne sfeer in het verpleeghuis sprak me ook aan, maar dat betekent niet dat er geen sprake was van pittige vraagstukken. We hadden bewoners aan de beademing, met aandoeningen als ALS of mensen die in coma lagen. Veel ethische kwesties, veel familiegesprekken. Ik vond het een uitdaging om te onderzoeken hoe we die zorg konden verbeteren.

Verpleeghuis van de toekomst

In mijn loopbaan is dat altijd de uitdaging gebleven. Toen ik met Dagelijks Leven in contact kwam, dacht ik: dít is het verpleeghuis van de toekomst. Dít is hoe ik wil werken. Ruimte en aandacht voor zorgvernieuwing en innovatie, maar vooral een gezamenlijk doel om elke dag de zorg voor mensen met dementie nog beter te maken. Dat is nog steeds zo. We staan als een groep gelijkgestemden met z’n allen met de voeten in de klei. Iedereen denkt mee en er zijn korte lijnen tussen alle niveaus van de organisatie. Ik voel me hier gehoord.

Naast de focus op één doelgroep, mensen met dementie, en de gewoon goede zorg is het ook de rolverdeling tussen behandelaren waardoor ik Dagelijks Leven een schoolvoorbeeld vind van hoe het zou moeten. Voor onze bewoners is de huisarts de hoofdbehandelaar. En dat is heel logisch: veel zorgvragen kunnen uitstekend opgevangen worden door de huisarts. Bovendien zitten wij altijd midden in de wijk en kan het dus goed zijn dat de bewoner bij de eigen praktijk kan blijven. Waarom zou je dan iemand weghalen bij de huisarts die hij of zij al jaren kent? Als behandelaren van onze vakgroep, die naast specialisten ouderengeneeskunde ook bestaat uit verpleegkundig specialisten, physician assistens en psychologen, zijn wij er voor de complexe oudergeneeskundige problematiek. Daar zijn wij ook voor opgeleid. Ik zou deze verantwoordelijkheidsverdeling voor elk regulier verpleeghuis veel logischer vinden.

Twee foto's naast elkaar van de specialist ouderengeneeskunde in gesprek met bewoners met dementie.

Anders dan reguliere zorg

Voor de behandelaren is de woonvorm fijn: maximaal 22 bewoners die samenwonen in een modern huis, met vaste medewerkers die de bewoners ook echt kennen. Niet zoals bij de thuiszorg waar veel minder ogen en oren gericht zijn op wat er achter al die voordeuren gebeurt. De medewerkers in onze huizen hebben het snel in de gaten wanneer het minder goed gaat met een bewoner. Anders dan in de reguliere zorg ligt in onze zorg de nadruk op het welzijn van de bewoner. Dat elk huis een eigen kok heeft, vind ik bijvoorbeeld echt een pluspunt. Wat je vaak ziet in de thuiszorg of een regulier verpleeghuis waar gewoon een verzorgende kookt, is dat mensen ondervoed raken. Dat onze kok voor én met de mensen verse maaltijden kookt, zorgt ervoor dat dat bij ons niet het geval is. Dat is zo belangrijk.

Mondgezondheid

In onze vakgroep heeft elke behandelaar zijn of haar eigen expertise. Zo ben ik kaderarts palliatieve zorg en doe ik onderzoek naar mondgezondheid in de ouderengeneeskunde. De interesse in dit onderwerp begon toen ik als jonge arts in het verpleeghuis van een tandarts te horen kreeg: “kijk eens wat vaker in de mond van de bewoner.” Het heeft me sindsdien niet meer losgelaten: ik promoveerde op dit onderwerp en ben initiator en medeauteur van de richtlijn Mondzorg voor zorgafhankelijke verpleeghuiscliënten, kortom de Richtlijn Mondzorg, van Verenso.

Wat ik zag na die opmerking van de tandarts? Dat die monden heel vies waren. Er was gewoon te weinig aandacht voor. En dat is er nog steeds niet genoeg. Terwijl de mondgezondheid belangrijke signalen geeft over de algehele gezondheid. Artsen en tandartsen zouden meer samen moeten werken. Als ik bijvoorbeeld kijk naar onze doelgroep, mensen met dementie, dan zijn het vaak tandartsen die het als eerste op kan vallen dat iemand zijn tanden niet meer goed poetst. Misschien vergeten?  Gebeurt dit vaker? Naar de dokter ga je pas als je ergens last van hebt, de tandarts bezoek je toch wel zo’n één à twee keer per jaar voor controle, zonder dat je klachten hebt. Daardoor kan de tandarts signalen veel sneller oppikken. Bijvoorbeeld ook wanneer iemand opeens niet meer op controle komt.

‘Je hebt mijn vader weer een beetje teruggebracht’

De momenten waar ik tijdens mijn werk gelukkig van wordt? Dat is toch wel wanneer iemand zegt ‘je hebt weer een klein beetje mijn vader teruggebracht.’ Dat zo’n verwant echt weer zoon of dochter kan zijn, partner of vriend, dat vind ik heel waardevol. Naast de mooie gesprekken die ik heb met de bewoners zelf, natuurlijk. Want dat vind ik, net als toen ik een jonge verpleeghuisarts in Amsterdam was, nog steeds een van de mooiste aspecten aan de ouderenzorg.

Geschreven door:

Gert-Jan van der Putten

Specialist ouderengeneeskunde. Kaderarts palliatieve zorg Meer verhalen van Gert-Jan